32God! Hij omgordt mij met kracht, En baant mij een veilige weg;
33Hij maakt mijn voeten vlug als hinden, En doet mij de hoogste toppen beklimmen;
34Hij oefent mijn handen ten strijde, Mijn armen tot het spannen van de koperen boog.
35Zo hebt Gij mij het schild van uw heil gereikt; Uw rechterhand heeft mij gestut, uw goedheid maakte mij groot.
36Gij hebt een weg voor mijn stappen gebaand, En mijn voeten wankelden niet.
37Ik vervolgde mijn vijanden, haalde ze in, En keerde niet terug, eer ik ze had verslagen;
38Ik heb ze verpletterd, zodat ze niet opstaan, Maar onder mijn voet blijven liggen.