Text copied!
CopyCompare
De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939 - Psalmen - Psalmen 16

Psalmen 16:1-11

Help us?
Click on verse(s) to share them!
1Een puntdicht van David. Behoed mij, o God, want tot U neem ik mijn toevlucht;
2Ik zeg tot Jahweh: Gij zijt mijn Heer, buiten U geen geluk!
3Aan de heiligen, die zijn land bewonen, Schenkt Hij de volheid zijner genade.
4Zìj hopen zich ellende op, Die achter vreemde goden lopen. Neen, ik pleng hun bloedige offers niet mee, Zelfs hun naam komt mij niet op de lippen!
5Gij zijt mijn erfdeel, o Jahweh, en het deel van mijn beker, Gij zijt het, die het lot voor mij wierpt:
6Mijn meetsnoer lag in lieflijke dreven, Een prachtig stuk viel mij toe.
7Ik zegen Jahweh, want Hij is mijn raadsman: Zelfs ‘s nachts word ik door mijn nieren vermaand.
8Jahweh houd ik altijd voor ogen; Staat Hij mij ter zijde, dan wankel ik niet.
9Zo verheugt zich mijn hart, En jubelt mijn geest; Ook mijn vlees is vol moed,
10Want Gij geeft mij niet prijs aan het dodenrijk. Gij laat uw vrome het graf niet aanschouwen,
11Maar toont mij de weg naar het leven, Overvloedige vreugd voor uw aanschijn, Aan uw rechterhand eeuwig geluk.

Read Psalmen 16Psalmen 16
Compare Psalmen 16:1-11Psalmen 16:1-11