7Een vrouw uit Samaria kwam water putten. Jesus zeide haar: Geef Mij te drinken.
8Want zijn leerlingen waren naar de stad gegaan, om levensmiddelen te kopen.
9De samaritaanse vrouw zei Hem: Hoe, Gij, een Jood, vraagt te drinken aan mij, een samaritaanse vrouw? (Joden namelijk hebben geen omgang met Samaritanen.)
10Jesus gaf haar ten antwoord: Zo ge de gave Gods verstondt, en wie het is, die u zegt: “Geef Mij te drinken”, dan zoudt gij het Hem hebben gevraagd, en Hij zou u levend water hebben gegeven.