24God is een geest, en wie Hem aanbidden, moeten in geest en waarheid aanbidden.
25De vrouw zeide Hem: Ik weet, dat de Messias komt, (die Christus genoemd wordt); wanneer Die komt, dan zal Hij ons alles verkondigen.
26Jesus zeide haar: Dat ben Ik, die met u spreek.
27Op dat ogenblik kwamen zijn leerlingen terug, en ze verwonderden zich, dat Hij met een vrouw aan het spreken was. Maar niemand zeide: Wat wenst Gij, of wat bespreekt Gij met haar?
28De vrouw liet nu haar waterkruik staan, ging naar de stad, en zei tot de mensen:
29Komt eens zien naar een man, die mij alles gezegd heeft wat ik gedaan heb; Hij is misschien wel de Christus!
30En men ging de stad uit, en kwam naar Hem toe.
31Intussen nodigden de leerlingen Hem uit, en zeiden: Rabbi, eet.
32Maar Hij sprak tot hen: Ik heb een spijs te eten, die gij niet kent.
33De leerlingen zeiden dus tot elkander: Heeft iemand Hem soms iets te eten gebracht?
34Jesus sprak tot hen: Mijn spijs is, de wil te volbrengen van Hem, die Mij heeft gezonden, en zijn werk te voltooien.
35Zegt gij niet: Nog vier maanden, en dan komt de oogst? Zie, Ik zeg u: Slaat uw ogen op, en kijkt naar de velden; ze staan reeds wit voor de oogst.
36Ook de maaier ontvangt loon, en verzamelt vrucht ten eeuwigen leven, opdat zaaier en maaier zich samen verheugen.
37Want hier wordt het spreekwoord bewaarheid: de een zaait, de ander maait.
38Ik zond u uit, om de oogst binnen te halen, waarvoor gij niet hebt gezwoegd; anderen hebben gezwoegd, en gij krijgt de vrucht van hun werk.
39Vele Samaritanen uit die stad geloofden in Hem om het woord der vrouw, die getuigde: Hij heeft mij alles gezegd, wat ik gedaan heb.
40Toen dus de Samaritanen bij Hem kwamen, verzochten ze Hem, bij hen te blijven. Zo bleef Hij daar twee dagen lang.