6Dan huist de wolf bij het lam, Vlijt de panter zich naast de geit; Samen grazen kalf en leeuw, Een kind kan ze weiden.
7Koe en berin wonen samen, haar jongen liggen bijeen, En de leeuw vreet hooi als het rund;
8De zuigeling speelt bij het hol van de adder, Het kind steekt zijn hand in het nest van de slang!
9Dan doet niemand meer zonde of kwaad Op heel mijn heilige berg; Want het land is vervuld van de kennis van Jahweh, Zoals de bodem der zee is bedekt door het water.